Het spiritisme van Arthur Conan Doyle

Arthur Conan Doyle heeft vooral als bedenker van de geniale detective Sherlock Holmes zijn naam in de geschiedenisboeken gekregen. Holmes, die met zijn metgezel John Watson in 221b Baker Street vertoeft, is samen met Hercule Poirot een van de meest iconische detectives. Met zijn deductie en hyperrationalisme staat Holmes voor een op wetenschap en logica gestoelde werkwijze. Maar zijn bedenker had een iets andere blik op de wereld.

Van dokter tot schrijver

Related image

Arthur Conan Doyle (1859-1930)

Arthur Conan Doyle werd op 22 mei 1859 geboren in Edinburgh. Doyles vader, Charles, worstelde met alcoholisme. Om die reden werd de jonge Arthur naar Engeland gestuurd om daar onderwijs te genieten. In 1876 keerde hij terug naar zijn Schotse heimat om geneeskunde te studeren. Het was hier dat hij dr. Joseph Bell ontmoette, die later model zou staan voor Doyles meest befaamde creatie, de consulting detective Sherlock Holmes. Na een korte periode als scheepsdokter probeerde hij zich te settelen als huisarts in Portsmouth. Door een gebrek aan patiënten, smeet hij zich volledig op zijn literaire ambities.

Het was uiteindelijk wachten tot 1886 op de geboorte van Sherlock Holmes, die de eerste keer verscheen in A Study of Scarlet. Enkele jaren werd hij terug opgevist in The Sign of Four. De mysteries, gebouwd rond het speurwerk van Holmes en Watson, waren populair en Doyle publiceerde nieuwe, kortere verhalen in The Strand. Ondanks het succes, en het inkomen dat ermee gepaard ging, was hij echter niet al te happig op zijn populaire fictieheld. Na vijf verhalen schreef hij in 1891 het volgende aan zijn moeder: “I think of slaying Holmes in the sixth & winding him up for good & all. He takes my mind from better things.” Iets wat hij deed door Holmes aan zijn einde te laten komen aan de Reichenbach watervallen in The Final Problem. Hij wou zich namelijk vooral focussen op zijn historische romans, die weliswaar niet zo populair waren.

Maar uiteindelijk was de roep om de terugkeer, en de nood aan een groter inkomen, te groot. Holmes was toch niet te pletter gestort, en er volgde nieuwe avonturen, waaronder het befaamde The Hound of the Baskervilles en enkele kortverhalenbundels. Hij bleef zich echter ook richten op andere reeksen, zoals eentje rond een Napoleontische brigadier en een over Professor Challenger, die voor het eerst voorkwam in The Lost World. Maar anders dan de rationele Sherlock Holmes, geraakte hij meer en meer in de ban van het spirituele en het pseudowetenschappelijke.

Toevlucht in het spirituele

Related image

Spirit photographer Ade Deane trok volgend portret van Doyle met “geest” in 1922

Het spiritisme kende vanaf het midden van de 19de eeuw een opmars. Het draaide rond het geloof dat er een hiernamaals was en dat sommige mensen de gave hadden om te communiceren met geesten. Omstreeks de eeuwwisseling kwam de spirituele beweging in diskrediet door een uitwas aan misbruik en charlatans, maar wereldoorlog I zorgde ervoor dat de nood om te communiceren met nabestaanden terug aanwezig was. Ook Doyle zette zijn eerste publieke stappen als een believer in het zog van de Grote Oorlog. In 1917 gaf hij een lezing waarin hij het spiritisme vurig verdedigde.

Net als heel wat van zijn tijdgenoten lag ook bij hem de oorzaak bij persoonlijk verlies. Zijn zoon Arthur Alleyne Kingsley was in 1918 gestorven aan de Spaanse Griep, net als zijn broer Innes in 1919. (NVDR: Innes Conan Doyle ligt begraven in Halle). Zijn vader was al in 1893 overleden, zijn vrouw Touie in 1906 en zijn moeder in 1920. Conan Doyles leven was doorspekt met verlies. Het spiritisme bracht hem de mogelijkheid, of beter gezegd de belofte, om in contact te komen met al deze geliefden.

Het debacle van de Cottingley Fairies

Related image

Een van de foto’s van de “Cottingley Fairies”

Als het gedweep van Arthur Conan Doyle met het spiritualisme als beweging al wenkbrauwen deed fronsen bij tijdgenoten en collega’s, dan was het debacle van de Cottingley Fairies helemaal een genadeslag voor zijn reputatie. Twee jonge meisjes, Frances Griffith en Elsie Wright, hadden in juli 1917 enkele foto’s getrokken, waarop ze, naar eigen zeggen, de feeën hadden vastgelegd waarmee ze in de tuin van Cottingley House speelden. Elsies vader deed het af als een grap, maar de moeder, die wel geloofde in het bovennatuurlijke, ging helemaal mee in het verhaal van haar dochter.

Ze nam de foto’s mee naar een conferentie over het spiritualisme en toonde deze aan de Theosofist Edward Gardner en de fotograaf Harold Snelling, die na een ‘vakkundig’ onderzoek concludeerde dat de foto’s niet getrukeerd waren. Het debat tussen believers en skeptici woedde hevig en Doyle koos voluit de kant van de eersten. Hij vroeg aan de meisjes om nieuwe foto’s te nemen en schreef hierover een boek in september 1921.

There is nothing scientifically impossible, so far as I can see, in some people seeing things that are invisible to others. […] Victorian science would have left the world hard and clean and bare, like a landscape in the moon. […] The experiences of children will be taken more seriously. Cameras will be forthcoming. Other well-authenticated cases will come along. These little folk who appear to be our neighbors, with only some small difference of vibration to separate us, will become familiar.

– Arthur Conan Doyle – The Coming of the Fairies (1922)

Doyle en zijn medestanders wilden niet enkel heel graag geloven dat er eindelijk bewijs was dan er meer was dan de kille, materiële wereld, vereenzelvigd met de gruwel van de oorlog. Maar de schrijver geloofde net zoals velen met hem dat de kinderen in hun onschuld niet zouden liegen. Hij vertrouwde ook op Edward Gardner, die de feeën ter plekke was gaan onderzoeken, maar er alle baat bij had om gezichtsverlies te vermijden en dus volhield dat de foto’s wel degelijk echt waren. Elsie Wright zou pas in 1985 toegeven dat de foto’s enkel papieren figuren toonden. Een belangrijke reden voor de late bekentenis was het feit dat zijn en haar nicht zich schuldig voelden over het feit dat ze Arthur Conan Doyle onbedoeld voor schut hadden gezet.

De vriendschap met Houdini

Why Harry Houdini DID NOT Like Arthur Conan Doyle ‹ Literary Hub

Het was voor Doyle al niet eenvoudig om als man van de wetenschap, dokter en bedenker van Sherlock Holmes openlijk uit te komen voor zijn geloof in het spiritualisme. Om de zaken nog verder te compliceren was hij ook bevriend met Harry Houdini, goochelaar en notoir debunker van paranormale fenomenen en mensen die beweerden over een gave te beschikken. Houdini had zelf aanvankelijk de stap gezet naar mediums om hem in contact te brengen met zijn overleden moeder, maar ontdekte al snel dat hij te maken had met charlatans.

Hij wilde, net als Doyle, heel graag geloven in een spirituele wereld en wilde om die reden het kaf van het koren scheiden. Alleen vond hij het koren niet. Toen de twee in 1920 elkaar ontmoetten was er wel meteen een goede klik tussen de twee en er ontstond een vriendschap. De schrijver keek op naar de goochelaar, zelfs in die mate hij geloofde dat heel wat van diens acts voortkwamen uit een gave, ook al probeerde Houdini hem ervan te overtuigen dat het allemaal trucjes waren.

Maar het blinde geloof van Arthur kwam in 1922 in conflict met het scepticisme van Harry, op de meest persoonlijke manier. Jean Conan Doyle, de tweede vrouw van Arthur, had zogezegd ook een gave. Zij was een automatic writer. Dit betekende dat ze in directe communicatie stond met het onderbewuste en spirituele, en ze haar contacten neerschreef, de boodschappen die ze kreeg delend met nabestaanden. Houdini vroeg haar om contact op te nemen met zijn moeder, maar moest vaststellen dat de vijftien pagina’s die ze had neergeschreven dubieus waren. Ze waren in het Engels geschreven, een taal die Houdinis moeder niet machtig was, vergat bepaalde details, zoals het feit dat de séance plaatsvond op haar verjaardag, en maakte ook nog andere fouten. Houdini hield zijn twijfels aanvankelijk voor zich, maar toen hij deze toch openbaarde aan Doyle, die zijn vrouw en haar gave verdedigde, was de vriendschap feitelijk ten einde.

Goed gezelschap

Image result for Margaret and emma fox spiritualism

Margaret & Kate Fox, de spiritual sisters

Doyle was niet de enige prominente figuur die zich liet inpalmen door de belofte van het spiritisme. Engeland geraakte al vanaf 1850 in de ban. De oorsprong lag bij Margaret en Katie Fox, twee Amerikaanse zussen die in New York de krant haalden met hun zogezegde gave. In hun zog verschenen er meer en meer mensen die ook beweerden contact te kunnen leggen met de doden. Na het bezoek van het medium Maria B. Hayden aan Engeland, in 1852, geraakte men ook hier gefascineerd. Het Victoriaans spiritisme was geboren.

En die naam mag letterlijk genomen worden, want ook Queen Victoria en Prince Albert waren believers. Zij participeerden geregeld aan séances. Volgens sommige bronnen kwam Victoria in 1861, na de dood van haar man, in contact met een zekere Robert James Lees, die in een zogezegde boodschap aan Victoria de troetelnaam vermeldde die Albert aan haar had gegeven, en die in principe zeer beperkt gekend was. Wat ervan aan is, is onduidelijk, maar in ieder geval was de koningin wel een fervent believer. Ook de wetenschapper en naturalist Alfred Russel Wallace en de sociaal hervormer Robert Owen waren bekend spiritisten. Er vonden zelfs séances plaats in het Witte Huis, op vraag van Mary Todd Lincoln, de vrouw van Abraham Lincoln, die zelf bij sommige séances aanwezig zou geweest zijn.

Seeing is Believing: Spiritualism in the Victorian Era-Part 2 | The Old  Operating Theatre

Vanaf de jaren 1860 werd het Victoriaans spiritisme een booming business. Mediums kwamen uit het niets, er ontstonden genootschappen, o.a. de Spiritual Association of Great Britain (1872) en The National Spirituals’ Federation (1890), en gespecialiseerde magazines, zoals de British Spiritual Telegraph, Medium and Daybreak of Two Worlds. De klassieke scéance, zoals die ook vandaag nog is gekend, had haar oorsprong in deze periode. Ook het Ouija bord, waarmee geesten zogezegd kunnen communiceren, dateert van deze periode, al werd het wel in 1891 uitgegeven door een speelgoedbedrijf. Van 1887 tot 1903 bestond er ook een Hermetic Order of the Golden Dawn, een genootschap dat zich bezighield met het occulte en het paranormale. Naast Arthur Conan Doyle waren ook de Ierse schrijver Bram Stoker, de dichter W.B. Yeats en de occultist en mafketel Aleister Crowley lid geweest zijn.

Hier vind je nog meer historisch verantwoorde pret

Dit bericht werd geplaatst in Gekke geschiedenis, Geschiedenis, Over cultuur en maatschappij, Sherlock Holmes en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Het spiritisme van Arthur Conan Doyle

  1. Pingback: Literaire verdwijningen | De Profundis

Plaats een reactie